In het Noorden van Australië is het warm, heel warm. Winter kennen ze er niet, want wij waren er in augustus en toen was het er alsnog ruim 40 graden. Wel kennen ze een (erg) nat regenseizoen, en een droge tijd. En in die droge tijd wil het wel eens gebeuren dat er een natuurbrand ontstaat, iets waar de gemiddelde Aussie niet warm of koud van wordt. Want zolang het maar niet in de buurt van de bewoonde wereld is, is het meestal gewoon prima voor het natuurlijk verloop.
Sterker nog, toen wij van Katherine naar Kununurra reden kwamen we onderweg een ‘klein’ brandje langs de weg tegen. En wat blijkt nou? De brand zorgt niet alleen voor dood en verderf, maar ook voor voedsel voor veel van de roofvogels. Op het moment dat er ergens brand ontstaat, zullen vele landdieren zoals muizen en knaagdiertjes de ellende proberen te ontvluchten. Voor de haviken is dit echter de uitgelezen kans om hun magen te vullen, en zij vliegen dan ook in grote getalen rond de brandhaarden.
Sterker nog: wanneer de brand op de ene plek begint te doven, zijn de vogels tegenwoordig zo slim dat ze een gloeiende tak oppakken en op een andere plek neergooien om ook daar een brandje te veroorzaken. Op deze manier hebben de roofvogels in ieder geval voldoende te eten, en voor de flora is op lange termijn af en toe een brand helemaal geen slechte zaak.